In deze tijden van afzondering, willen we de tijd nemen om stil te staan bij enkele bijzondere momenten en kleurrijke figuren die onze indrukwekkende geschiedenis hebben vorm gegeven.
Zijn eerste wedstrijd met RSC Anderlecht speelde hij in juni 1960 tegen de beste voetballer van de wereld, de Braziliaan Pelé. Santos was een galamatch tegen RSC Anderlecht komen spelen. We haalden hem enkele maanden eerder weg bij derdeklasser AS Oostende. Volgens diegenen die hem nog zagen voetballen, Vincent Kompany zou enige echte voetbalerfgenaam zijn van Laurent Verbiest. Zelfde stijl, zelfde klasse.
De zoon van de zee was een rijzige, stijlvolle en technisch begaafde centrale verdediger. Hij voetbalde met de allure van Franz Beckenbauer en Cesare Maldini (vader van). 1960 was een geweldig jaar voor Laurent Verbiest. Op enkele maanden tijd van derde naar eerste klasse, bijna onmiddellijk titularis bij paars-wit en hij werd Rode Duivel. Laurent Verbiest was zelfbewust op een voetbalveld. Hij schuwde geen dribbel tegen de aanvallers die hij meestal in zijn achterzak had.
Als product van de wilde en swingende jaren zestig tartte Verbiest ook graag het systeem. Hij werd ooit voor zes maanden geschorst nadat hij een beslissing van scheidsrechter Lepomme had gecontesteerd: hij streek door de haren van de ref en sprak de gevleugelde woorden uit “ik denk niet dat hier veel onder zit”. Hij ging ook graag uitdagend op de bal zitten in afwachting dat de aanvaller bij hem was. Branie uit de hoofdstad.
Op 2 februari 1966 sloeg het noodlot toe. Bij het binnen rijden van Oostende, aan de Kennedyrotonde, reed hij door de vangrail, kantelde en tolde enkele keren om zijn as. Zijn vrouw kwam ongedeerd uit het wrak, Lorenzo Verbiest liet even later zijn leven in het ziekenhuis. Vermoedelijk was hij gehaast om de match Manchester United – Benfica op televisie te bekijken. Het Laatste Nieuws schonk hem postuum de gouden schoen.
RSC Anderlecht organiseerde één jaar later een galawedstrijd tegen het Ajax Amsterdam van Johan Cruijff en Piet Keizer om hem te huldigen. Alle opbrengsten gingen naar de jonge weduwe. Na die wedstrijd schreef Jacques Lecoq, hoofdredacteur van Les Sports een ode aan Verbiest:
“Het regent in de stad, zoals het regent in onze harten.”
Astridpark, 1 februari 1967. De regen geselt de bomen in het park, het stadion is tot de nok gevuld. Niemand ontbreekt op het rendez-vous van de herinnering, de ingetogenheid voor de match terwijl onder de gedoofde lichten een muziekkorps de dodenmars speelt. Even later, nog voor het stadion opnieuw baadt in het licht, breekt een applaus los zoals Laurent Verbiest er een jaar geleden geregeld een kreeg. Een jaar ging voorbij. Anderlecht kan hem niet vergeten. Verzacht de tijd de smart, littekens blijven…” (overgenomen uit Eugène Steppé, Anderlecht, geschiedenis van een grote club)
We mogen Laurent Verbiest nooit vergeten.