Sclessin vormt aanstaande zondag het strijdtoneel voor een nieuwe Clasico tussen Standard en RSCA. Wij blikten erop vooruit met ex-speler Stéphane Stassin, die momenteel aan de slag is als jeugdtrainer bij de U19 van Paars-Wit en in 1996 zijn debuut in de A-ploeg mocht maken op Luiks grondgebied.
Stéphane, herinner jij je nog met welke medespelers je aan de aftrap stond op vrijdagavond 25 oktober 1996?
“Ik denk dat De Vlieger in doel stond, en ik speelde centraal achterin naast Doll. Babayaro en Peiremans speelden als vleugelverdediger. Boffin en Walem speelden op het middenveld en De Bilde stond voorin, want hij maakte toen het enige doelpunt. Wie vergeet ik dan nog… Musonda stond op het veld, Preko ook. Ah, Zetterberg natuurlijk!”
Proficiat, elf op elf! Hoe beleefde je je grote debuut in de paars-witte A-ploeg?
“Het was een erg grote verrassing voor iedereen eigenlijk, inclusief mezelf. Toen golden er nog heel andere omstandigheden voor jonge talenten die richting de A-ploeg evolueerden. Met wat geluk mocht je meespelen wanneer er tien geblesseerden of geschorsten waren, en nadien verdween je gewoon weer uit de ploeg. We zaten op hotel in Grimbergen en Pierre Leroy, de teammanager, belde me op om te zeggen dat coach Johan Boskamp me wilde spreken. Ik dacht ‘merde, wat heb ik nu weer misdaan’, want met de jonge gasten uit de kern steken we wel geregeld iets uit (lacht).”
“Boskamp vroeg me hoe het ging, of ik in vorm was … maar ik verwachtte elk moment dat hij me hard zou gaan aanpakken. Maar tot mijn verbazing zei hij plots dat de staf besloten had om mij in de basis te zetten tegen Standard, dat nota bene bovenaan stond en ons bij een zege op een grote achterstand in het klassement kon zetten. Ik geloofde het eerst zelf niet, maar we wonnen met 0-1 en ik speelde een goeie wedstrijd.”
"Op stage heeft Boskamp me eens van de massagetafel gegooid. ‘Ik wil je pas op die tafel zien liggen wanneer je tien volledige matchen na elkaar gespeeld hebt’, brulde hij."
Was het niet enorm impressionant of stresserend om meteen in zo’n helse omgeving als Sclessin te moeten debuteren?
“Eerlijk gezegd heb ik mezelf nooit echt veel druk opgelegd vóór een wedstrijd. Maar Sclessin is inderdaad wel een speciale omgeving. We warmden op op het pleintje ernaast, waar de Standardsupporters ons stonden op te wachten en ons uitscholden. Op het moment dat we het veld opkwamen keek ik toch even op van de volle tribunes en de sfeer, maar de match zelf verliep goed. Olivier Doll en ik hielden onze tegenstander Axel Lawaree goed uit de match. Peter Maes stond toen zelfs nog in doel bij Standard. Normaal gesproken speelde Glen De Boeck waar ik stond, en nadien nam die ook gewoon opnieuw zijn plaats in. Mijn tweede wedstrijd werd uiteindelijk opnieuw een topper op verplaatsing, maar toen verloren we wel tegen Club Brugge. Maar ik troost me met de gedachte dat mijn eerste match nog altijd een geweldige herinnering vormt en dat ik bij RSCA uiteindelijk àlle Clasico’s heb gewonnen waarin ik meespeelde (lacht).”
Je was een paars-wit jeugdproduct dat zijn opwachting mocht maken in de A-ploeg, dat moet toch ook wel een speciaal gevoel geven.
“Ja, hoewel ik eigenlijk geen centrale verdediger was. Ik werd bij RSCA opgeleid als nummer 10 en speelde in alle jeugdreeksen op die positie, maar plots zette Boskamp me dus achterin. Nog zo’n verschil tussen de jeugd toen en nu: toen kreeg je pas betaald wanneer je bij de eerste ploeg zat. Ik zie mezelf als jonge kerel nog bij de toenmalige manager Michel Verschueren zitten. Hij bood me mijn eerste contract aan, maar dat was euhm… redelijk bescheiden (lacht). Ik liet subtiel weten dat ik graag toch een béétje meer geld wilde, maar hij antwoordde vlakaf dat ik maar moest bewijzen dat ik een beter voorstel verdiende. Een paar maanden en enkele goeie wedstrijden later kwam er toch een nieuw contract met een beetje extra loon (lacht).”
Heb je zelf, nu je als jeugdtrainer aan de slag bent, iets opgestoken van Johan Boskamp?
“Je leert sowieso wel iets bij van elke trainer die je gehad hebt natuurlijk. Boskamp was heel erg streng met ons, zeker met de jonge gasten zoals ikzelf. Maar hij had gelijk en wist wat hij deed natuurlijk. We hadden een erg sterk team dat niet veel nood had aan tactische richtlijnen, hij moest ons enkel maar fysiek klaarkrijgen en motiveren, en daar was hij erg goed in. Ik herinner me nog dat hij me ooit eens op stage van de massagetafel gegooid heeft. We hadden die dag al twee trainingen gehad en ik was écht kapot, maar we hadden nog een derde training voor de boeg. Ik lag nog maar net op de tafel of Boskamp kwam binnen. ‘Ik wil je pas op die tafel zien liggen wanneer je tien volledige matchen na elkaar gespeeld hebt’, brulde hij toen met zijn Nederlands accent (lacht). Maar hij genoot wel het respect van iedereen, en elke speler wilde tot het uiterste gaan voor hem. Dat probeer ik als jeugdtrainer ook wat door te voeren. Sommige jongens moet je wat prikkelen om er het beste te kunnen uithalen.”